Per 1 januari 2007 ziet Nederland er overigens vanaf om de inkomsten die buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen in Nederland behalen te belasten. Voorwaarde is wel dat deze artiesten en sporters afkomstig moeten zijn uit een land waarmee Nederland een belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing heeft afgesloten en niet als werknemer in dienst zijn van een Nederlandse werkgever. Hoofdreden voor Nederland om een vrijstelling voor buitenlandse sporters en artiesten toe te staan zijn de diverse administratieve problemen en de bewerkelijke procedures om voor kostenaftrek en verrekening van buitenlandse bronheffing in aanmerking te komen. Dit goede voorbeeld van Nederland doet internationaal steeds beter volgen; bij diverse grote internationale sportevenementen zoals de Olympische Spelen in Vancouver (2010) en Londen (2012) werd door de gastlanden Canada en het Verenigd Koninkrijk geen belasting geheven
X is van mening dat de beroepssportersregeling in strijd is met de vrijheid van diensten nu deze loonbelasting niet hoeft te worden ingehouden indien X een dergelijke vergoeding zou betalen aan een Nederlandse tegenstander voor een vriendschappelijke wedstrijd. De bronheffing van 20% over de belastbare gage is alleen verschuldigd voor buitenlandse gezelschappen die voor een korte periode in Nederland een optreden als artiest of beroepssporter verzorgen. X motiveert de strijdigheid van de artiesten- en beroepssportersregeling door er op te wijzen dat zij zich hierdoor geconfronteerd ziet met extra administratieve handelingen en hiermee samenhangende aansprakelijkheidsrisico’s.
Het Hof van Justitie (HvJ) besliste op 18 oktober 2012 dat de beperking van de vrijheid van diensten gerechtvaardigd was om zodoende het bronland in staat te stellen tot een doelmatige invordering van belastingen. Het HvJ beoordeelt de regeling als proportioneel. Onlangs heeft de Nederlandse Hoge Raad ook beslist dat de artiesten- en beroepssportersregeling niet strijdig is met de vrijheid van diensten.