Wanneer aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan is ongeveer € 1 miljoen van de waarde van een onderneming voor 100% vrijgesteld en het meerdere voor 83% vrijgesteld. De samenstelling van het verkregen vermogen (ondernemingsvermogen of niet) bepaalt dus of er schenk- of erfbelasting betaald moet worden of dat de waarde van het verkregen vermogen grotendeels vrijgesteld is. De Hoge Raad moest nu beslissen over het antwoord op de vraag of dit onderscheid in belastingheffing dusdanig groot is dat er sprake is van ongeoorloofde discriminatie bij de fiscale behandeling van beide situaties.
De Hoge Raad schenkt klare wijn en oordeelt dat de BOF berust op een keuze van de fiscale wetgever waarvan niet kan worden gezegd dat deze evident onredelijk is. Deze keuzes van de wetgever zijn gemaakt om te bewerkstelligen dat liquiditeitsproblemen bij ondernemingen als gevolg van door de opvolger te betalen erf- en schenkbelasting moeten worden voorkomen. Alles met het gerechtvaardigde doel om de continuïteit van ondernemingen niet in het gevaar te laten komen. Gelet op dit doel zijn ondernemings- en overig vermogen niet als gelijke gevallen te beschouwen. Voor dit door de wetgever gemaakte onderscheid bestaat volgens de Hoge Raad een redelijke en objectieve rechtvaardiging die volgens de maatstaven van het internationale gelijkheidheidsbeginsel niet als ongeoorloofde discriminatie geldt.
Heeft u vragen over het bovenstaande of over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in uw situatie neemt u dan vooral even contact op.
Dat kan via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of 024-7600.136
Wij maken graag tijd voor u.
Innovative Tax
Erik Jansen
Nijmegen, 25 november 2013